Zilvervisjes, de insectenorde Thysanura van de Insecten. Zij missen vleugels en vertonen praktisch geen gedaanteverwisseling. Zij bewegen zich lopend zeer snel voort. Het lichaam, dat bedekt is met schubben, is langwerpig en naar achteren geleidelijk versmald. Aan de kop bevinden zich behalve de bijtende monddelen een paar lange antennen (zie antenne [dierkunde]) en een paar vrij eenvoudige, samengestelde ogen (zie oog). Aan het einde van het achterlijf bevindt zich een drietal lange staartdraden die bedekt zijn met borstels.
Van de enkele inheemse soorten is vooral bekend het zilvervisje of de suikergast (Lepisma saccharina), een wit, glanzend, tot 1 cm lang insect, dat nogal eens in kasten, in reten van vloeren e.d. wordt aangetroffen, vooral wanneer het in huis vochtig is. De dieren zijn zeer lichtschuw. Ze leven van stoffen die zetmeel bevatten en kunnen in pakhuizen schadelijk worden. Een andere soort is het ovenvisje (Thermobia domestica), een zeer warmtelievend dier, dat van het zilvervisje te onderscheiden is door zijn zwarte vlekkentekening en zijn meer borstelige beharing. Komt voor in bakkerijen en andere hete ruimten.
"Zilvervisjes," Encarta® - Encyclopedie 2000 - Winkler Prins. © 1993-1999 Microsoft Corporation/Elsevier. Alle rechten voorbehouden.