’Dit wil ik eten’
Klaas: „Spekjes, oh spekjes, wat houd ik van ze. Ik gebruik ze in sauzen, bak ze mee met eieren of gebruik ze als krokant cadeau in een salade. Zout, zoet, een tikkie vet; zo lekker. Kan ik dat ook zeggen van het alternatief van de Vegetarische Slager? Nee. Ik kan wel zeggen dat dit alternatief prima werkt als crouton in een salade, dat het dichtbij het krokante en zoutige van een spekje komt. Het is geen spekje. Aan de bio-industrie wil je als weldenkend mens niet meewerken. Ik mag dan een verstokt vleeseter zijn en niet bij uitstek een dierenvriend, in het produceren van vlees alsof het kunststof is, zie ik kwaad. Geef me een goed alternatief en ik minder mijn vleesconsumptie, heb ik wel gedacht. Dat alternatief is er: de Biefstuckreepjes van de Vegetarische Slager. Structuur klopt, smaak is goed. Dit alternatief voor vlees wil ik eten.”
en
’Het spek iss krokant!’
Constance: „Gerookte spekjes in de stamppot. Ik mis ze elke winter wel een paar keer. Zijn de Gerookte Speckjes mijn redding? Ze ruiken niet naar spek. Althans, niet zoals ik me dat herinner. Hoe ze wel ruiken? Naar groente. Maar da’s niet zo gek. Eenmaal in de mond blijken ze wél bijzonder knapperig en dat is vrij uniek voor een vleesvervanger, want de meeste daarvan blijven ook na het bakken wat zompig. Qua smaak had de slager had zich er geen buil aan gevallen als hij er een ietsje meer zout in had gedaan.
De tweede testportie bestaat uit de Biefstuckreepjes, hét vleesgerecht bij uitstek. Ik mis het niet. Op het bordje liggen bruine reepjes die mij meer aan karbonade doen denken dan aan biefstuk. In tegenstelling tot de spekjes ruiken de reepjes wél naar vlees. De bite is taai; je moet flink doorbijten. Ik keur het goed, want dat doorbijten mis ik als vegetariër wel.”