Ik wil een eerste aanzet geven voor het lanceren van een nieuwe ethiek die zowel dierenrechten en diepe ecologie omvat. Het patho-biocentrisme stelt dat 'leven' (bios) en 'voelen' (pathos) de belangrijkste (centrale) criteria zijn om waarden toe te kennen.
Laten we beginnen met een formulering van een basisrecht: het recht om niet in belangen geschaad te worden omwille van onze behoeften. (Een speciale versie van dit recht luidt dat we niet een ander mogen doden of kwetsen om te gebruiken als middel voor onze doelen.)
Het basisrecht is dus een bescherming van belangen. De vraag is nu welke dingen of wezens belangen hebben. De centrale criteria zijn hier leven en voelen (bewustzijn). Levende wezens hebben een zelforganiserende activiteit (een metabolisme) waardoor we kunnen spreken van complexe belangen (bv. het belang om verder te blijven leven of niet gekwetst te worden). Levende wezens moeten bv. actief voedsel en energie verwerken om zichzelf in stand te houden. Voelende wezens (levende wezens met een perceptueel bewustzijn) hebben daarnaast nog een extra eigenschap: ze kunnen hun complexe belangen gewaarworden (bv. angst wijst op belang van veiligheid, pijn wijst op belang van lichamelijke integriteit, stress wijst op belang van welzijn en rust,...). Verder blijkt dat gevoelens zoals bezorgdheid en empathie belangrijk zijn in ons ethisch handelen. Daar levende en voelende wezens bijzonder kwetsbaar zijn, kunnen we er bezorgdheid voor voelen. En empathie (mededogen) kunnen we vanzelfsprekend enkel voelen met voelende wezens. Andere criteria (sociale intelligentie, rationeel denkvermogen, zelfbewustzijn, taalvaardigheid…) blijken niet relevant te zijn, want we kennen het basisrecht ook toe aan bv. baby's en mentaal gehandicapten.
Een tweede belangrijk aspect in de definitie van het basisrecht zijn onze behoeften. Onze universele behoeften bestaan niet alleen uit overlevingsbehoeften (voedsel, gezondheid, veiligheid,…), maar ook uit sociale (vriendschap, communicatie, participatie) en ontwikkelingsbehoeften (kennis, ontspanning, activiteit, creativiteit, vrijheid). Universele behoeften kunnen we vervullen door verschillende strategieën die verbonden zijn aan specifieke voorwerpen, plaatsen, personen of gedragingen (bv.: universele behoefte is voedsel, strategieën zijn chocolade, brood,…). Sommige strategieën zijn schadelijker dan andere. We kunnen bijgevolg een gradatie aanbrengen. Aan de ene kant hebben we basisbehoeften als zijnde mens-, dier-, en milieuvriendelijke strategieën die efficiënt onze universele behoeften vervullen. Aan de andere kant spreken we van luxebehoeften: strategieën die een grotere ecologische impact hebben (afvalproductie, grond- en grondstoffenverbruik) en die niet zo efficiënt (qua kostenbaten) onze universele behoeften kunnen vervullen. Voor elke luxebehoefte bestaat er een basisbehoefte als valabel alternatief (bv. universele behoefte is activiteit, luxebehoefte is wild rondcrossen met een terreinwagen, basisbehoefte is joggen). Ook zijn luxebehoeften vaak te herkennen aan hun sociaal-culturele bepaaldheid (maakbaarheid). Zo denken we aan seksuele status, sociaal aanzien, culturele gewoontes, tradities, reclame, modetrends,… Dergelijke luxebehoeften zijn bv. vluchtig, relatief, veranderlijk of gecreëerd in een sociale context.
Samengevat: we hebben een onderscheid tussen morele criteria (leven en voelen), en tussen onze behoeften (basis en luxe). Die kunnen we nu aan elkaar koppelen voor twee morele richtlijnen. Omdat voelende wezens iets extra's hebben dat gevoelloze levende wezens niet hebben, kunnen we voor hen een sterker basisrecht toekennen.
Richtlijn 1: alle levende wezens (levende cellen) hebben het basisrecht om niet gedood of gekwetst te worden voor onze luxebehoeften. In deze zin zijn alle levende cellen (de basisbouwstenen van leven) gelijkwaardig.
Richtlijn 2: alle voelende wezens (bewuste subjecten) hebben het basisrecht om niet gebruikt (gedood, gekwetst of opgesloten) te worden voor onze basis- en luxebehoeften. In deze zin zijn alle bewuste subjecten (ruwweg alle gewervelde dieren) gelijkwaardig. (We kunnen eventueel nog wel een uitzondering maken voor overlevingsbehoeften, zoals volkeren in het hoge noorden die in hun overleven afhankelijk zijn van jacht en visvangst).
Hoewel alle levende cellen gelijkwaardig zijn, zijn er enkele uitzonderingen: als de cel deel uitmaakt van een voelend wezen, of als de cel deel uitmaakt van een bedreigde soort (of op een andere manier belangrijk is voor de biodiversiteit), dan heeft die cel eigenlijk meer recht op leven omdat we voelende of met uitsterven bedreigde wezens niet mogen doden.
Niet alleen hebben individuele levende wezens en voelende wezens intrinsieke waarde, ook biodiversiteit is waardevol op zichzelf. Als een planten- of diersoort uitsterft is dat even erg als het uitsterven van de mensheid. Om ervoor te zorgen dat er geen soorten uitsterven door menselijk toedoen, moeten we onze consumptie en ons bevolkingsaantal reduceren (want de ecologische impact is het product van bevolking en consumptie). Dat laatste kan door een vrijwillige keuze om geen kinderen (meer) te krijgen.
Bovenstaande twee richtlijnen zijn formuleringen van resp. het biocentrisme (
http://home.base.be/vt6228937) en het pathocentrisme. Het eerste komen we bv. tegen binnen de deep-ecology-beweging, waar men soms stelt dat alle levende wezens gelijke intrinsieke waarde hebben en niet mogen gedood worden, tenzij voor onze basisbehoeften. Het tweede is kenmerkend voor de dierenrechtenbeweging. Beiden kunnen we op een elegante manier combineren tot het patho-biocentrisme. Concreet wil dat zeggen: kiezen voor kleine gezinnen, soberheid (milieuvriendelijk leven met zo laag mogelijke ecologische impact) en veganisme (geen gewervelde dieren en hun producten gebruiken).